De of het omstreken?
Het omstreken
Is het de of het omstreken
In de Nederlandse taal gebruiken wij het omstreken.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: surroundings
Deutsch: Umgebung | Bekijk of het der of die Umgebung is.
Français: environs | Bekijk of het Le o La environs is.
Jou of jouw: jouw omstreken
Buigings-e:
Mooi of mooie omstreken
Groot of grote omstreken
Half of halve omstreken
Grappig of grappige omstreken
Leeg of lege omstreken
leuk of leuke omstreken
Vet of vette omstreken
Snel of snelle omstreken
Wit of witte omstreken
Klein of kleine omstreken
Rood of rode omstreken
Dik of dikke omstreken
Oud of oude omstreken
Goed of goede omstreken
Wat rijmt er op omstreken
Elk of elke: Elk omstreken
Aanwijzend voornaamwoord: Dat omstreken
Bezittelijk voornaamwoord: Ons omstreken
Wat rijmt er op omstreken
Buigings-e:
Mooi of mooie omstreken
Groot of grote omstreken
Half of halve omstreken
Grappig of grappige omstreken
Leeg of lege omstreken
leuk of leuke omstreken
Vet of vette omstreken
Snel of snelle omstreken
Wit of witte omstreken
Klein of kleine omstreken
Rood of rode omstreken
Dik of dikke omstreken
Oud of oude omstreken
Goed of goede omstreken
Wat rijmt er op omstreken
Elk of elke: Elk omstreken
Aanwijzend voornaamwoord: Dat omstreken
Bezittelijk voornaamwoord: Ons omstreken
Wat rijmt er op omstreken
Oefening van de dag



