De of het aanhoren?
Het aanhoren
Is het de of het aanhoren
In de Nederlandse taal gebruiken wij het aanhoren.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: listen
Deutsch: hört zu | Bekijk of het der of die hört zu is.
Français: écouter | Bekijk of het Le o La écouter is.
Jou of jouw: jouw aanhoren
Buigings-e:
Mooi of mooie aanhoren
Groot of grote aanhoren
Half of halve aanhoren
Grappig of grappige aanhoren
Leeg of lege aanhoren
leuk of leuke aanhoren
Vet of vette aanhoren
Snel of snelle aanhoren
Wit of witte aanhoren
Klein of kleine aanhoren
Rood of rode aanhoren
Dik of dikke aanhoren
Oud of oude aanhoren
Goed of goede aanhoren
Wat rijmt er op aanhoren
Elk of elke: Elk aanhoren
Aanwijzend voornaamwoord: Dat aanhoren
Bezittelijk voornaamwoord: Ons aanhoren
Wat rijmt er op aanhoren
Buigings-e:
Mooi of mooie aanhoren
Groot of grote aanhoren
Half of halve aanhoren
Grappig of grappige aanhoren
Leeg of lege aanhoren
leuk of leuke aanhoren
Vet of vette aanhoren
Snel of snelle aanhoren
Wit of witte aanhoren
Klein of kleine aanhoren
Rood of rode aanhoren
Dik of dikke aanhoren
Oud of oude aanhoren
Goed of goede aanhoren
Wat rijmt er op aanhoren
Elk of elke: Elk aanhoren
Aanwijzend voornaamwoord: Dat aanhoren
Bezittelijk voornaamwoord: Ons aanhoren
Wat rijmt er op aanhoren
Oefening van de dag