De of het aanklaagster?
De aanklaagster
Is het de of het aanklaagster
In de Nederlandse taal gebruiken wij de aanklaagster.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: prosecutor
Deutsch: Ankläger | Bekijk of het der of die Ankläger is.
Français: procureur | Bekijk of het Le o La procureur is.
Jou of jouw: jouw aanklaagster
Buigings-e:
Mooi of mooie aanklaagster
Groot of grote aanklaagster
Half of halve aanklaagster
Grappig of grappige aanklaagster
Leeg of lege aanklaagster
leuk of leuke aanklaagster
Vet of vette aanklaagster
Snel of snelle aanklaagster
Wit of witte aanklaagster
Klein of kleine aanklaagster
Rood of rode aanklaagster
Dik of dikke aanklaagster
Oud of oude aanklaagster
Goed of goede aanklaagster
Wat rijmt er op aanklaagster
Elk of elke: Elke aanklaagster
Aanwijzend voornaamwoord: Die aanklaagster
Bezittelijk voornaamwoord: Onze aanklaagster
Wat rijmt er op aanklaagster
hoofdaanklaagster -
Buigings-e:
Mooi of mooie aanklaagster
Groot of grote aanklaagster
Half of halve aanklaagster
Grappig of grappige aanklaagster
Leeg of lege aanklaagster
leuk of leuke aanklaagster
Vet of vette aanklaagster
Snel of snelle aanklaagster
Wit of witte aanklaagster
Klein of kleine aanklaagster
Rood of rode aanklaagster
Dik of dikke aanklaagster
Oud of oude aanklaagster
Goed of goede aanklaagster
Wat rijmt er op aanklaagster
Elk of elke: Elke aanklaagster
Aanwijzend voornaamwoord: Die aanklaagster
Bezittelijk voornaamwoord: Onze aanklaagster
Wat rijmt er op aanklaagster
hoofdaanklaagster -
Oefening van de dag