De of het aankunnen?
Het aankunnen
Is het de of het aankunnen
In de Nederlandse taal gebruiken wij het aankunnen.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: manage
Deutsch: leiten | Bekijk of het der of die leiten is.
Français: à gérer | Bekijk of het Le o La à gérer is.
Jou of jouw: jouw aankunnen
Buigings-e:
Mooi of mooie aankunnen
Groot of grote aankunnen
Half of halve aankunnen
Grappig of grappige aankunnen
Leeg of lege aankunnen
leuk of leuke aankunnen
Vet of vette aankunnen
Snel of snelle aankunnen
Wit of witte aankunnen
Klein of kleine aankunnen
Rood of rode aankunnen
Dik of dikke aankunnen
Oud of oude aankunnen
Goed of goede aankunnen
Wat rijmt er op aankunnen
Elk of elke: Elk aankunnen
Aanwijzend voornaamwoord: Dat aankunnen
Bezittelijk voornaamwoord: Ons aankunnen
Wat rijmt er op aankunnen
Buigings-e:
Mooi of mooie aankunnen
Groot of grote aankunnen
Half of halve aankunnen
Grappig of grappige aankunnen
Leeg of lege aankunnen
leuk of leuke aankunnen
Vet of vette aankunnen
Snel of snelle aankunnen
Wit of witte aankunnen
Klein of kleine aankunnen
Rood of rode aankunnen
Dik of dikke aankunnen
Oud of oude aankunnen
Goed of goede aankunnen
Wat rijmt er op aankunnen
Elk of elke: Elk aankunnen
Aanwijzend voornaamwoord: Dat aankunnen
Bezittelijk voornaamwoord: Ons aankunnen
Wat rijmt er op aankunnen
Oefening van de dag