De of het aanstekelijk?
Het aanstekelijk
Is het de of het aanstekelijk
In de Nederlandse taal gebruiken wij het aanstekelijk.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: contagious
Deutsch: ansteckend | Bekijk of het der of die ansteckend is.
Français: contagieuse | Bekijk of het Le o La contagieuse is.
Jou of jouw: jouw aanstekelijk
Buigings-e:
Mooi of mooie aanstekelijk
Groot of grote aanstekelijk
Half of halve aanstekelijk
Grappig of grappige aanstekelijk
Leeg of lege aanstekelijk
leuk of leuke aanstekelijk
Vet of vette aanstekelijk
Snel of snelle aanstekelijk
Wit of witte aanstekelijk
Klein of kleine aanstekelijk
Rood of rode aanstekelijk
Dik of dikke aanstekelijk
Oud of oude aanstekelijk
Goed of goede aanstekelijk
Wat rijmt er op aanstekelijk
Elk of elke: Elk aanstekelijk
Aanwijzend voornaamwoord: Dat aanstekelijk
Bezittelijk voornaamwoord: Ons aanstekelijk
Wat rijmt er op aanstekelijk
Buigings-e:
Mooi of mooie aanstekelijk
Groot of grote aanstekelijk
Half of halve aanstekelijk
Grappig of grappige aanstekelijk
Leeg of lege aanstekelijk
leuk of leuke aanstekelijk
Vet of vette aanstekelijk
Snel of snelle aanstekelijk
Wit of witte aanstekelijk
Klein of kleine aanstekelijk
Rood of rode aanstekelijk
Dik of dikke aanstekelijk
Oud of oude aanstekelijk
Goed of goede aanstekelijk
Wat rijmt er op aanstekelijk
Elk of elke: Elk aanstekelijk
Aanwijzend voornaamwoord: Dat aanstekelijk
Bezittelijk voornaamwoord: Ons aanstekelijk
Wat rijmt er op aanstekelijk
Oefening van de dag