De of het aanwenden?
Het aanwenden
Is het de of het aanwenden
In de Nederlandse taal gebruiken wij het aanwenden.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: employ
Deutsch: nutzen sie | Bekijk of het der of die nutzen sie is.
Français: utilisation | Bekijk of het Le o La utilisation is.
Jou of jouw: jouw aanwenden
Buigings-e:
Mooi of mooie aanwenden
Groot of grote aanwenden
Half of halve aanwenden
Grappig of grappige aanwenden
Leeg of lege aanwenden
leuk of leuke aanwenden
Vet of vette aanwenden
Snel of snelle aanwenden
Wit of witte aanwenden
Klein of kleine aanwenden
Rood of rode aanwenden
Dik of dikke aanwenden
Oud of oude aanwenden
Goed of goede aanwenden
Wat rijmt er op aanwenden
Elk of elke: Elk aanwenden
Aanwijzend voornaamwoord: Dat aanwenden
Bezittelijk voornaamwoord: Ons aanwenden
Wat rijmt er op aanwenden
Buigings-e:
Mooi of mooie aanwenden
Groot of grote aanwenden
Half of halve aanwenden
Grappig of grappige aanwenden
Leeg of lege aanwenden
leuk of leuke aanwenden
Vet of vette aanwenden
Snel of snelle aanwenden
Wit of witte aanwenden
Klein of kleine aanwenden
Rood of rode aanwenden
Dik of dikke aanwenden
Oud of oude aanwenden
Goed of goede aanwenden
Wat rijmt er op aanwenden
Elk of elke: Elk aanwenden
Aanwijzend voornaamwoord: Dat aanwenden
Bezittelijk voornaamwoord: Ons aanwenden
Wat rijmt er op aanwenden
Oefening van de dag