De of het duveltje?
Het duveltje
Is het de of het duveltje
In de Nederlandse taal gebruiken wij het duveltje.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: jack-in
Deutsch: Klinken- | Bekijk of het der of die Klinken- is.
Français: jack- | Bekijk of het Le o La jack- is.
Jou of jouw: jouw duveltje
Buigings-e:
Mooi of mooie duveltje
Groot of grote duveltje
Half of halve duveltje
Grappig of grappige duveltje
Leeg of lege duveltje
leuk of leuke duveltje
Vet of vette duveltje
Snel of snelle duveltje
Wit of witte duveltje
Klein of kleine duveltje
Rood of rode duveltje
Dik of dikke duveltje
Oud of oude duveltje
Goed of goede duveltje
Wat rijmt er op duveltje
Elk of elke: Elk duveltje
Aanwijzend voornaamwoord: Dat duveltje
Bezittelijk voornaamwoord: Ons duveltje
Wat rijmt er op duveltje
Buigings-e:
Mooi of mooie duveltje
Groot of grote duveltje
Half of halve duveltje
Grappig of grappige duveltje
Leeg of lege duveltje
leuk of leuke duveltje
Vet of vette duveltje
Snel of snelle duveltje
Wit of witte duveltje
Klein of kleine duveltje
Rood of rode duveltje
Dik of dikke duveltje
Oud of oude duveltje
Goed of goede duveltje
Wat rijmt er op duveltje
Elk of elke: Elk duveltje
Aanwijzend voornaamwoord: Dat duveltje
Bezittelijk voornaamwoord: Ons duveltje
Wat rijmt er op duveltje
Oefening van de dag