De of het frauderen?
Het frauderen
Is het de of het frauderen
In de Nederlandse taal gebruiken wij het frauderen.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: defraud
Deutsch: betrügen | Bekijk of het der of die betrügen is.
Français: frauder | Bekijk of het Le o La frauder is.
Jou of jouw: jouw frauderen
Buigings-e:
Mooi of mooie frauderen
Groot of grote frauderen
Half of halve frauderen
Grappig of grappige frauderen
Leeg of lege frauderen
leuk of leuke frauderen
Vet of vette frauderen
Snel of snelle frauderen
Wit of witte frauderen
Klein of kleine frauderen
Rood of rode frauderen
Dik of dikke frauderen
Oud of oude frauderen
Goed of goede frauderen
Wat rijmt er op frauderen
Elk of elke: Elk frauderen
Aanwijzend voornaamwoord: Dat frauderen
Bezittelijk voornaamwoord: Ons frauderen
Wat rijmt er op frauderen
Buigings-e:
Mooi of mooie frauderen
Groot of grote frauderen
Half of halve frauderen
Grappig of grappige frauderen
Leeg of lege frauderen
leuk of leuke frauderen
Vet of vette frauderen
Snel of snelle frauderen
Wit of witte frauderen
Klein of kleine frauderen
Rood of rode frauderen
Dik of dikke frauderen
Oud of oude frauderen
Goed of goede frauderen
Wat rijmt er op frauderen
Elk of elke: Elk frauderen
Aanwijzend voornaamwoord: Dat frauderen
Bezittelijk voornaamwoord: Ons frauderen
Wat rijmt er op frauderen
Oefening van de dag