De of het gespreksgenoot?
De gespreksgenoot
Is het de of het gespreksgenoot
In de Nederlandse taal gebruiken wij de gespreksgenoot.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: interlocutor
Deutsch: Gesprächspartner | Bekijk of het der of die Gesprächspartner is.
Français: interlocuteur | Bekijk of het Le o La interlocuteur is.
Jou of jouw: jouw gespreksgenoot
Buigings-e:
Mooi of mooie gespreksgenoot
Groot of grote gespreksgenoot
Half of halve gespreksgenoot
Grappig of grappige gespreksgenoot
Leeg of lege gespreksgenoot
leuk of leuke gespreksgenoot
Vet of vette gespreksgenoot
Snel of snelle gespreksgenoot
Wit of witte gespreksgenoot
Klein of kleine gespreksgenoot
Rood of rode gespreksgenoot
Dik of dikke gespreksgenoot
Oud of oude gespreksgenoot
Goed of goede gespreksgenoot
Wat rijmt er op gespreksgenoot
Elk of elke: Elke gespreksgenoot
Aanwijzend voornaamwoord: Die gespreksgenoot
Bezittelijk voornaamwoord: Onze gespreksgenoot
Wat rijmt er op gespreksgenoot
Buigings-e:
Mooi of mooie gespreksgenoot
Groot of grote gespreksgenoot
Half of halve gespreksgenoot
Grappig of grappige gespreksgenoot
Leeg of lege gespreksgenoot
leuk of leuke gespreksgenoot
Vet of vette gespreksgenoot
Snel of snelle gespreksgenoot
Wit of witte gespreksgenoot
Klein of kleine gespreksgenoot
Rood of rode gespreksgenoot
Dik of dikke gespreksgenoot
Oud of oude gespreksgenoot
Goed of goede gespreksgenoot
Wat rijmt er op gespreksgenoot
Elk of elke: Elke gespreksgenoot
Aanwijzend voornaamwoord: Die gespreksgenoot
Bezittelijk voornaamwoord: Onze gespreksgenoot
Wat rijmt er op gespreksgenoot
Oefening van de dag