De of het instrumenteren?
Het instrumenteren
Is het de of het instrumenteren
In de Nederlandse taal gebruiken wij het instrumenteren.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: instrumenting
Deutsch: Instrumentierung | Bekijk of het der of die Instrumentierung is.
Français: instrumenter | Bekijk of het Le o La instrumenter is.
Jou of jouw: jouw instrumenteren
Buigings-e:
Mooi of mooie instrumenteren
Groot of grote instrumenteren
Half of halve instrumenteren
Grappig of grappige instrumenteren
Leeg of lege instrumenteren
leuk of leuke instrumenteren
Vet of vette instrumenteren
Snel of snelle instrumenteren
Wit of witte instrumenteren
Klein of kleine instrumenteren
Rood of rode instrumenteren
Dik of dikke instrumenteren
Oud of oude instrumenteren
Goed of goede instrumenteren
Wat rijmt er op instrumenteren
Elk of elke: Elk instrumenteren
Aanwijzend voornaamwoord: Dat instrumenteren
Bezittelijk voornaamwoord: Ons instrumenteren
Wat rijmt er op instrumenteren
Buigings-e:
Mooi of mooie instrumenteren
Groot of grote instrumenteren
Half of halve instrumenteren
Grappig of grappige instrumenteren
Leeg of lege instrumenteren
leuk of leuke instrumenteren
Vet of vette instrumenteren
Snel of snelle instrumenteren
Wit of witte instrumenteren
Klein of kleine instrumenteren
Rood of rode instrumenteren
Dik of dikke instrumenteren
Oud of oude instrumenteren
Goed of goede instrumenteren
Wat rijmt er op instrumenteren
Elk of elke: Elk instrumenteren
Aanwijzend voornaamwoord: Dat instrumenteren
Bezittelijk voornaamwoord: Ons instrumenteren
Wat rijmt er op instrumenteren
Oefening van de dag