De of het netto-opbrengst?
De netto-opbrengst
Is het de of het netto-opbrengst
In de Nederlandse taal gebruiken wij de netto-opbrengst.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: net proceeds
Deutsch: Nettoerlös | Bekijk of het der of die Nettoerlös is.
Français: produit net | Bekijk of het Le o La produit net is.
Jou of jouw: jouw netto-opbrengst
Buigings-e:
Mooi of mooie netto-opbrengst
Groot of grote netto-opbrengst
Half of halve netto-opbrengst
Grappig of grappige netto-opbrengst
Leeg of lege netto-opbrengst
leuk of leuke netto-opbrengst
Vet of vette netto-opbrengst
Snel of snelle netto-opbrengst
Wit of witte netto-opbrengst
Klein of kleine netto-opbrengst
Rood of rode netto-opbrengst
Dik of dikke netto-opbrengst
Oud of oude netto-opbrengst
Goed of goede netto-opbrengst
Wat rijmt er op netto-opbrengst
Elk of elke: Elke netto-opbrengst
Aanwijzend voornaamwoord: Die netto-opbrengst
Bezittelijk voornaamwoord: Onze netto-opbrengst
Wat rijmt er op netto-opbrengst
Buigings-e:
Mooi of mooie netto-opbrengst
Groot of grote netto-opbrengst
Half of halve netto-opbrengst
Grappig of grappige netto-opbrengst
Leeg of lege netto-opbrengst
leuk of leuke netto-opbrengst
Vet of vette netto-opbrengst
Snel of snelle netto-opbrengst
Wit of witte netto-opbrengst
Klein of kleine netto-opbrengst
Rood of rode netto-opbrengst
Dik of dikke netto-opbrengst
Oud of oude netto-opbrengst
Goed of goede netto-opbrengst
Wat rijmt er op netto-opbrengst
Elk of elke: Elke netto-opbrengst
Aanwijzend voornaamwoord: Die netto-opbrengst
Bezittelijk voornaamwoord: Onze netto-opbrengst
Wat rijmt er op netto-opbrengst
Oefening van de dag