De of het opdienen?
Het opdienen
Is het de of het opdienen
In de Nederlandse taal gebruiken wij het opdienen.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: serve
Deutsch: dienen | Bekijk of het der of die dienen is.
Français: servir | Bekijk of het Le o La servir is.
Jou of jouw: jouw opdienen
Buigings-e:
Mooi of mooie opdienen
Groot of grote opdienen
Half of halve opdienen
Grappig of grappige opdienen
Leeg of lege opdienen
leuk of leuke opdienen
Vet of vette opdienen
Snel of snelle opdienen
Wit of witte opdienen
Klein of kleine opdienen
Rood of rode opdienen
Dik of dikke opdienen
Oud of oude opdienen
Goed of goede opdienen
Wat rijmt er op opdienen
Elk of elke: Elk opdienen
Aanwijzend voornaamwoord: Dat opdienen
Bezittelijk voornaamwoord: Ons opdienen
Wat rijmt er op opdienen
Buigings-e:
Mooi of mooie opdienen
Groot of grote opdienen
Half of halve opdienen
Grappig of grappige opdienen
Leeg of lege opdienen
leuk of leuke opdienen
Vet of vette opdienen
Snel of snelle opdienen
Wit of witte opdienen
Klein of kleine opdienen
Rood of rode opdienen
Dik of dikke opdienen
Oud of oude opdienen
Goed of goede opdienen
Wat rijmt er op opdienen
Elk of elke: Elk opdienen
Aanwijzend voornaamwoord: Dat opdienen
Bezittelijk voornaamwoord: Ons opdienen
Wat rijmt er op opdienen
Oefening van de dag