De of het taakopdracht?
De taakopdracht
Is het de of het taakopdracht
In de Nederlandse taal gebruiken wij de taakopdracht.
Thanks!
Fout!
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: mandate
Deutsch: Mandat | Bekijk of het der of die Mandat is.
Français: mandat | Bekijk of het Le o La mandat is.
Jou of jouw: jouw taakopdracht
Buigings-e:
Mooi of mooie taakopdracht
Groot of grote taakopdracht
Half of halve taakopdracht
Grappig of grappige taakopdracht
Leeg of lege taakopdracht
leuk of leuke taakopdracht
Vet of vette taakopdracht
Snel of snelle taakopdracht
Wit of witte taakopdracht
Klein of kleine taakopdracht
Rood of rode taakopdracht
Dik of dikke taakopdracht
Oud of oude taakopdracht
Goed of goede taakopdracht
Wat rijmt er op taakopdracht
Elk of elke: Elke taakopdracht
Aanwijzend voornaamwoord: Die taakopdracht
Bezittelijk voornaamwoord: Onze taakopdracht
Wat rijmt er op taakopdracht
Buigings-e:
Mooi of mooie taakopdracht
Groot of grote taakopdracht
Half of halve taakopdracht
Grappig of grappige taakopdracht
Leeg of lege taakopdracht
leuk of leuke taakopdracht
Vet of vette taakopdracht
Snel of snelle taakopdracht
Wit of witte taakopdracht
Klein of kleine taakopdracht
Rood of rode taakopdracht
Dik of dikke taakopdracht
Oud of oude taakopdracht
Goed of goede taakopdracht
Wat rijmt er op taakopdracht
Elk of elke: Elke taakopdracht
Aanwijzend voornaamwoord: Die taakopdracht
Bezittelijk voornaamwoord: Onze taakopdracht
Wat rijmt er op taakopdracht
Oefening van de dag
