De of het voorkoken?
Het voorkoken
Is het de of het voorkoken
In de Nederlandse taal gebruiken wij het voorkoken.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: for cooking
Deutsch: zum kochen | Bekijk of het der of die zum kochen is.
Français: pour la cuisson | Bekijk of het Le o La pour la cuisson is.
Jou of jouw: jouw voorkoken
Buigings-e:
Mooi of mooie voorkoken
Groot of grote voorkoken
Half of halve voorkoken
Grappig of grappige voorkoken
Leeg of lege voorkoken
leuk of leuke voorkoken
Vet of vette voorkoken
Snel of snelle voorkoken
Wit of witte voorkoken
Klein of kleine voorkoken
Rood of rode voorkoken
Dik of dikke voorkoken
Oud of oude voorkoken
Goed of goede voorkoken
Wat rijmt er op voorkoken
Elk of elke: Elk voorkoken
Aanwijzend voornaamwoord: Dat voorkoken
Bezittelijk voornaamwoord: Ons voorkoken
Wat rijmt er op voorkoken
Buigings-e:
Mooi of mooie voorkoken
Groot of grote voorkoken
Half of halve voorkoken
Grappig of grappige voorkoken
Leeg of lege voorkoken
leuk of leuke voorkoken
Vet of vette voorkoken
Snel of snelle voorkoken
Wit of witte voorkoken
Klein of kleine voorkoken
Rood of rode voorkoken
Dik of dikke voorkoken
Oud of oude voorkoken
Goed of goede voorkoken
Wat rijmt er op voorkoken
Elk of elke: Elk voorkoken
Aanwijzend voornaamwoord: Dat voorkoken
Bezittelijk voornaamwoord: Ons voorkoken
Wat rijmt er op voorkoken
Oefening van de dag