De of het beroepsmobiliteit?
De beroepsmobiliteit
Is het de of het beroepsmobiliteit
In de Nederlandse taal gebruiken wij de beroepsmobiliteit.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: occupational mobility
Deutsch: berufliche Mobilität | Bekijk of het der of die berufliche Mobilität is.
Français: la mobilité professionnelle | Bekijk of het Le o La la mobilité professionnelle is.
Jou of jouw: jouw beroepsmobiliteit
Buigings-e:
Mooi of mooie beroepsmobiliteit
Groot of grote beroepsmobiliteit
Half of halve beroepsmobiliteit
Grappig of grappige beroepsmobiliteit
Leeg of lege beroepsmobiliteit
leuk of leuke beroepsmobiliteit
Vet of vette beroepsmobiliteit
Snel of snelle beroepsmobiliteit
Wit of witte beroepsmobiliteit
Klein of kleine beroepsmobiliteit
Rood of rode beroepsmobiliteit
Dik of dikke beroepsmobiliteit
Oud of oude beroepsmobiliteit
Goed of goede beroepsmobiliteit
Wat rijmt er op beroepsmobiliteit
Elk of elke: Elke beroepsmobiliteit
Aanwijzend voornaamwoord: Die beroepsmobiliteit
Bezittelijk voornaamwoord: Onze beroepsmobiliteit
Wat rijmt er op beroepsmobiliteit
Buigings-e:
Mooi of mooie beroepsmobiliteit
Groot of grote beroepsmobiliteit
Half of halve beroepsmobiliteit
Grappig of grappige beroepsmobiliteit
Leeg of lege beroepsmobiliteit
leuk of leuke beroepsmobiliteit
Vet of vette beroepsmobiliteit
Snel of snelle beroepsmobiliteit
Wit of witte beroepsmobiliteit
Klein of kleine beroepsmobiliteit
Rood of rode beroepsmobiliteit
Dik of dikke beroepsmobiliteit
Oud of oude beroepsmobiliteit
Goed of goede beroepsmobiliteit
Wat rijmt er op beroepsmobiliteit
Elk of elke: Elke beroepsmobiliteit
Aanwijzend voornaamwoord: Die beroepsmobiliteit
Bezittelijk voornaamwoord: Onze beroepsmobiliteit
Wat rijmt er op beroepsmobiliteit
Oefening van de dag